De vele wegen naar een diploma

Als opleidingen gaan werken met ‘leeruitkomsten’ kan er op zeer verschillende manieren worden getoetst. Irene Biemond en Marjolein Achterkamp over wat er kan veranderen, liefst zonder dat de werkdruk voor de docent toeneemt.

Vroeger was het leven eenvoudig. Een opleiding bestond uit een serie vakken, en voor elk vak werd je getoetst. Als je alle vakken had doorlopen, en alle toetsen ‘gehaald’, dan kreeg je je diploma. De student die daar, om wat voor reden dan ook, niet aan kon voldoen, had pech. Maar het wordt anders. Het oude keurslijf verdwijnt naar de achtergrond. Vakken en toetsen zullen niet verdwijnen maar de student krijgt meer keuze. Windesheim heeft in de Strategische Koers vastgelegd dat ‘geen enkele student onnodig uitvalt’, en zichzelf de opdracht gegeven om ‘iedereen die daarvoor het talent heeft’ een opleiding te bieden. De student kan kiezen voor een eigen leerroute die hem of haar brengt naar de ‘leeruitkomsten’ van de opleiding. En bij al deze flexibiliteit hoort natuurlijk ook een andere visie op, en aanpak van het toetsen. Daaraan is de afgelopen jaren hard gewerkt.

Onlangs heeft het College van Bestuur de ‘Windesheim Uitgangspunten voor Toetsing’ goedgekeurd, en binnenkort moet de ‘Handreiking Toetsen & Beoordelen’ beschikbaar komen. Niet alleen een document maar ook een website waar docenten vooral praktische richtlijnen en voorbeelden kunnen vinden over allerlei toetsen en beoordelen. Deze moet in de loop van april zichtbaar worden, zodat de opleidingen hier gebruik van kunnen maken in hun toetsing en toetsprogramma’s voor persoonlijke leerroutes.

Marjolein Achterkamp, trekker op het thema toetsen, benadrukt dat je flexibilisering van toetsen niet los kunt zien van leeruitkomsten. ‘Opleidingen blijven standaard-routes aanbieden, veel studenten zullen daar behoefte aan hebben. Maar straks is er meer mogelijk. De inzet wordt: als een student alle benodigde leeruitkomsten heeft laten zien, dan krijgt hij of zij een diploma. De leeractiviteiten – zoals werkplekleren, online leren en contactonderwijs – die leiden naar die leeruitkomsten kunnen wel verschillen. En ook de manier waarop de studenten de leeruitkomsten aantonen, kan anders zijn.’

Flexibiliteit in het toetsen is zeker niet voor álle opleidingen nieuw, vertelt senior adviseur onderwijs Irene Biemond: ‘Het idee om toetsen aan te passen aan de wensen van de student is in sommige opleidingen al heel nadrukkelijk aanwezig. Eigenlijk is de situatie binnen Windesheim heel divers. Bij bijvoorbeeld de flexibele deeltijdopleidingen krijgen de studenten de ruimte om in de toetsing ook hun werkervaring nadrukkelijk in te zetten. In het Honours College werken docenten soms samen met de studenten aan het opstellen van beoordelingscriteria. Op het Teachers College werken studenten gedurende een langere periode naar een einddoel. Ze denken mee over hoe ze hun doelen zullen bereiken. Ze worden begeleid tijdens het leren en krijgen regelmatig feedback die helpt om een volgende stap te zetten. Tussendoor kunnen ze ook best kennistoetsen doen, maar de beslissing over het halen van alle doelen komt later. Dan leveren ze hun portfolio in, met alles wat ze hebben gedaan én alle feedback, dat dan beoordeeld wordt. Op die manier kunnen ze aantonen dat ze de doelen hebben bereikt.’

Docenten moeten ervaring opdoen met het beoordelen van zeer verschillende producten. Dat vergt nieuwe beoordelingsvaardigheden en daarvoor moeten trainingen komen – die overigens bij bijvoorbeeld de flexibele deeltijdopleidingen al worden gegeven. Marjolein Achterkamp wil daarnaast vooral scherp letten op de overgangsperiode: ‘We willen naar flexibeler toetsen en daar zijn we ook al mee aan de gang, terwijl de systemen daar nog niet helemaal klaar voor zijn. Dan is de grote vraag: hoe houden we die overgang werkbaar voor studenten en docenten? Flexibiliteit invoeren zonder passende systemen kan leiden tot veel handwerk. En dat moeten we voorkomen.’

En de werkdruk dan?
Flexibilisering van toetsen hoeft niet werkdrukverhogend te zijn, zegt Irene Biemond: ‘We moeten altijd letten op de werkdruk voor medewerkers én studenten. Ik geloof daarom niet in flexibilisering door het aanbieden van bijvoorbeeld én een meerkeuzetoets én een openvragentoets waartussen je dan als student mag kiezen. Ik denk dat je beter kunt zoeken naar bijvoorbeeld méér ruimte binnen één toetsvorm. Wanneer studenten een opdracht moeten uitvoeren, kun je als docent ruimte geven in de doelen, de inhoud, de beoordelingscriteria of de vorm waarin een student een product oplevert. Of je varieert in degenen die betrokken worden bij het geven van feedback of een beoordeling. Ook lijkt het me niet handig als we straks alleen nog maar portfoliobeoordelingen hebben, dan zouden studenten en docenten stapelgek worden. Dan heb je aan het eind van elk semester inderdaad een enorme berg werk.’ Maar flexibilisering biedt volgens haar ook mogelijkheden om de werkdruk te verlagen. ‘Digitaal toetsen kan daarbij helpen; je kunt je voorstellen dat docenten de meer rustige periodes gebruiken om de database met vragen bij te werken. Maar het is natuurlijk veel te veel werk om zo’n database op te zetten voor maar een paar studenten, dat gaat ‘m niet worden.’

Paarsgewijs beoordelen
Windesheim doet onderzoek naar de mogelijkheden om het toetsen te flexibiliseren langs digitale weg. Dat gebeurt in pilots. In de pilot Paarsgewijs Beoordelen bekijken meerdere docenten een portfolio, verslag of filmpje. Ze vergelijken er twee en geven aan welke van de twee het beste is. Irene Biemond: ‘Daarmee leggen ze dus niet meer een werkstuk naast de norm, maar vergelijken ze de werkstukken in paren. En uiteindelijk rolt uit al die vergelijkingen een ranking. Dit kan een betere, meer intuïtieve manier van beoordelen zijn die ook nog eens potentieel werkdrukverlagend is.’

Tekst: Marcel Hulspas
Illustratie: Judy Ballast

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *