‘Alles begint met sense of belonging’

Het studiesucces daalt. En pakweg de helft van de studenten kampt met mentale problemen. Ook wordt het steeds moeilijker om hen te betrekken bij activiteiten in de les en evenementen buiten de lessen om. Charlotte Vissenberg deed, samen met studenten, onderzoek naar de diepere oorzaken achter deze zorgwekkende ontwikkeling.

Je hebt onderzoek gedaan naar “sense of belonging”. Kun je uitleggen wat dat is?

‘Kort gezegd is dat de mate waarin studenten zich betrokken bij en gezien en gehoord voelen in hun onderwijsomgeving. We kozen daarvoor omdat dit een directe relatie heeft met studiesucces en mentale gezondheid. De participatie van studenten is een uiting van sense of belonging. Kortom, alles begint bij die sense of belonging. We hebben daarbij gekozen voor eerstejaars omdat we studenten wilden die de Coronapandemie niet tijdens de studie hadden meegemaakt want als dat wel zo is, kan dat een extra aandachtspunt zijn voor docenten en dan is deze groep representatiever voor de studenten die hier nu op school zitten en in de toekomst hier komen studeren. En we weten óók dat het succesvol onboarden, het bij de school en de opleiding betrekken van nieuwe studenten, een belangrijke voorwaarde is voor de ontwikkeling van die sense of belonging. De eerstejaars zaten op het moment van het onderzoek aan het einde van hun eerste jaar en konden ons daardoor goed vertellen hoe ze dat hebben beleefd.’

Een hardnekkig probleem is het vinden van voldoende deelnemers. Hoe heb je dat aangepakt?

‘We hebben de deelnemers cadeaubonnen gegeven om ook studenten te bereiken die normaliter niet meedoen. Geld is nu eenmaal een enorme motivator. Zo hebben we een groep kunnen samenstellen uit veel verschillende opleidingen, thuiswonend en op kamers, met en zonder studiebeperking; studenten die heel veel participeren in activiteiten en anderen die alleen naar de les komen.’

En hoe is het studentenleven anno nu?

‘We zien dat hun dagelijks leven heel erg druk is, dat ze veel stress ervaren en dat school slechts een van de ballen is die ze in de lucht moeten houden. Ze vinden school wel belangrijk, heel belangrijk vaak, maar ze hebben gewoon nog heel veel andere dingen te doen. Ze moeten werken, vaak echt veel werken om rond te komen; de thuissituatie eist aandacht op, er is hun sociale leven…. Het gevolg is dat een groot deel  het schoolleven heel rationeel benadert. Ze zijn er wanneer ze er moeten zijn.’

Vinden ze dat jammer? Maken ze zich zorgen?

‘Ze vragen zich zeker af: ga ik het redden? Ons onderzoek laat zien dat ze verscheurd worden tussen die verschillende eisen. Ze willen wel meer aandacht aan school besteden, vinden het vaak ook wel jammer dat ze activiteiten missen, maar ze kunnen het niet.’

En verdwijnt daarmee ook die sense of belonging?

‘Je ziet dat die druk daar heel veel invloed op heeft. De manier waarop ze met medestudenten omgaan wordt anders, zakelijker. Er is minder binding met het gebouw, studenten geven aan alleen voor de lessen of opdrachten naar school te komen. Gezellig iets doen met je medestudenten wordt  vaak als tijdverspilling of niet nodig gezien, vaak geven studenten aan andere dingen te moeten doen. Als er een tussenuur is gaan ze naar huis, om een broodje eten. Eerlijk gezegd schrokken we daar een beetje van. We dachten echt dat het studentenleven er anders uit zou zien.’

Schrok je ervan?

‘Ik denk dat het zonde is. Dat het ten koste gaat van de eigen ontwikkeling.’

De diepere oorzaken zijn natuurlijk maatschappelijk….

‘Je ziet, en dat komt ook uit andere onderzoeken naar voren, dat de bestaanszekerheid van jongeren sterk onder druk staat. Ze worden onevenredig zwaar getroffen door de inflatie, de stijgende energieprijzen en huurprijzen. De basisbeurs is te laag; de compensatie voor het leenstelsel véél te laag. De studieschulden nemen toe, wat weer zorgt voor extra stress. Het aantal jongeren dat uit huis wil maar niet kan is de laatste jaren verdubbeld. En dan puur op mentaal vlak is er de hoge prestatiedruk, in combinatie met de individualisering. Iedereen voelt zich verantwoordelijk om van het eigen leven een succes te maken. Jongeren ervaren hierdoor meer onderlinge competitie en minder steun van collega-studenten. En ondertussen geldt: als je het niet goed doet wordt dat gezien als je eigen schuld. En dat is vaak helemaal niet waar.’

En dan legt Windesheim ook nog eens de nadruk op het verzinnen van je eigen leerroute…

‘Een interessant punt, daar kun je op basis van dit onderzoek vragen bij stellen. In de vakliteratuur en recente onderzoeken naar prestatiedruk wordt vaak aangegeven dat er minder nadruk zou moeten liggen op het behalen van een zo hoog mogelijke opleiding en het binnen de tijd afstuderen van studenten. De persoonlijke leerroute wordt hierbij vaak als oplossing genoemd. Wat daarmee bedoeld wordt is het centraal zetten van de persoonlijke behoefte (het onderwijstype kiezen dat bij je past) en het persoonlijke studietempo van de student met minder (financiële) consequenties voor niet nominaal afstuderen, langer doorstuderen, stoppen met studeren of wisselen van studie. Bij Windesheim lijkt de nadruk met name te liggen op meer keuzevrijheid en flexibiliteit qua inhoud van de opleiding. Dat is ook logisch, hogescholen worden momenteel nog onvoldoende gefaciliteerd om dit soort veranderingen te realiseren.

Wat kan Windesheim doen om die druk te verlichten?

‘Al die maatschappelijke factoren, daar kun je als hogeschool niets meteen iets aan doen. Maar de focus op nominaal afstuderen, binnen vier jaar, zorgt voor extra druk, en dan vooral doordat hier selectiemomenten bij horen zoals een bsa of het halen van een propedeuse. Dat zijn momenten waarop studenten om zich heen  kijken en zich  vergelijken met anderen. We weten dat dat niet helpend is als het gaat om prestatiedruk. Een ander voorbeeld, dat aangedragen werd door studenten: bij de propedeuse-uitreiking nodigen we alleen de studenten die hun propedeuse hebben gehaald uit. Anderen niet – maar alle studenten gaan over naar het tweede jaar. Waarom die uitsluiting? Dit draagt niet perse bij aan het gevoel van sense of belonging of het verlagen van prestatiedruk. Ik denk dat het verstandig is om als Windesheim kritisch te kijken naar waar we  onbedoeld de prestatiedruk opvoeren.’

‘Het is sowieso interessant om de resultaten van dit onderzoek naast onze koers te leggen. Het nieuwe instellingsplan legt de nadruk op ‘Dichterbij elkaar’, het wil de hogeschool, de docenten en studenten nóg meer samenbrengen. Maar het is duidelijk dat grotere maatschappelijke krachten die betrokkenheid in de weg staan.’

Wat zouden de studenten graag zien zodat ze zich op Windesheim thuisvoelen?

‘Wat we zagen is dat studenten op een andere manier over sense of belonging praten dan docenten. Studenten hebben het dan over een community van studenten, docenten en medewerkers. Ze willen gezien worden, gegroet worden, participeren in de les, gelijkwaardig zijn. Ze hebben het dan heel vaak over docenten, deze zijn daarbij echt heel erg belangrijk. Terwijl docenten wanneer ze het hebben over de sense of belonging het vooral hebben over de binding tussen studenten. Zij geven daarbij aan dat het hun taak is om de binding tussen studenten te faciliteren, maar dat de mate van betrokkenheid uiteindelijk de verantwoordelijkheid blijft van de student. Windesheim heeft het over “dichterbij elkaar” maar hebben we met elkaar helder wie dichter komt bij wie?’

Toch jammer dat docenten zich zo opstellen.

‘Laat ik gelijk zeggen dat docenten het natuurlijk druk genoeg hebben en dat er grote verschillen zijn tussen opleidingen en docenten. De mate waarin opleidingen activiteiten organiseren en de mate waarin docenten daarbij aanwezig zijn verschilt heel sterk. En dan zijn er grote verschillen in rolopvattingen, en hoe je dat vorm geeft. Daarom vraag ik me wel eens af of sense of beloning niet een veel duidelijker plek moet krijgen in het curriculum, zodat een team daar een visie op kan ontwikkelen.’

Blijft er ruimte voor de “ouderwetse” leraar?

‘Ik sprak laatst hierover met de directeur van een zorgorganisatie in Flevoland en die reageerde van: maar dat kan toch niet, dat studenten zo afhankelijk zijn van docenten!? Ze moeten stevig in hun schoenen staan! Daar heeft hij een punt, dacht ik, maar het zijn ook nog eerstejaars. Een goede sense of belonging moet het uitgangspunt zijn om uit te groeien tot een stevige professional. En de opleiding kan deze ontwikkeling stimuleren. Het kan dus waardevol zijn om erover na te denken welke plek we dit in het curriculum willen geven en hoe dit er dan in jaar 1 en jaar 4 uit moet zien’

Speelt de grote diversiteit hier in Almere nog een rol bij sense of belonging?

‘Daar lijkt het wel op. De behoeften als het gaat om de activiteiten die georganiseerd worden zijn heel verschillend. Dit hoor je terug in ons onderzoek. Zo gaven sommige mensen aan dat de activiteiten gericht op inclusie zijn ingericht op de behoeften van de minderheid. Dat is de vraag, Almere kent zo’n grote diversiteit, wat is dan de minderheid? We zien dit ook terug in de verhalen van studenten. Als je een evenement organiseert is er een grote groep die vindt dat dat er dan alcohol geschonken moet worden, anders komen ze niet. En er is een grote groep die, als er alcohol wordt geschonken, absoluut niet komt. Sommige mensen vragen zich af waarom hebben we geen pride vlag op ons gebouw, terwijl anderen liever niet naar een gender neutraal toilet gaan. Wat kunnen we qua inclusie doen voor iedereen?’

Die directeur waar je mee sprak, die is van het type: niet pamperen, ze moeten doorbijten…

‘Ik denk dat we studenten serieuzer moeten nemen. We praten te gemakkelijk over weerbaarder worden maar we moeten hun ervaringen serieus nemen en ze beter ondersteunen. En bedenk, de groep is veranderd. We hebben de afgelopen decennia hard gewerkt aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Dit heeft ervoor gezorgd dat we een meer diverse studentenpopulatie hebben, met meer studenten met minder inkomen, studenten die instromen vanuit het MBO, meer eerste-generatiestudenten waarbij het niet altijd vanzelfsprekend is dat ouders bijvoorbeeld financieel bijdragen. Dan moeten we er ook voor zorgen dat zij de geboden kans kunnen benutten. Toen Almere dicht moest vanwege de corona had ineens een heel groot deel van onze studenten geen studieplek meer. En we weten dat er nu studenten zij die een deel van hun studiefinanciering afdragen voor de energiekosten.’

En dit probleem verdwijnt niet vandaag of morgen.

‘Nee. De maatschappelijke trends zoals de hoge prestatiedruk, het geloof in maakbaarheid, onze hoge geluksnorm, de jacht op een zo theoretisch mogelijk diploma…. Ik verwacht niet dat dat snel veel beter gaat worden.’

Heeft je onderzoek ook praktische aanbevelingen opgeleverd?

‘Er komen héél veel aanbevelingen uit ons onderzoek. Zorg dat activiteiten zo min mogelijk impact hebben op het leven van studenten; beloon deelname met studiepunten; zorg ervoor dat er geen gaten in het rooster zitten; maak studenten duidelijk waar ze recht op hebben en waar ze met problemen terecht kunnen. En luister naar ze. Vraag feedback en neem deze feedback ook serieus. Het kan heel simpel. Samen het nieuws bespreken als daar behoefte aan is. Een pot thee met koekjes neerzetten in je lokaal en dan samen studeren, dat werkt heel goed. Of besteed het laatste kwartier van de les aan de vragen waar studenten mee zitten. Studenten zijn altijd enorm verrast wanneer ze merken dat docenten écht betrokken zijn bij hun wel en wee.’

Charlotte Vissenberg is Associate lector Familie & Veerkracht,  Lectoraat Klantenperspectief in Ondersteuning en Zorg. Het onderzoek is verschenen op www.windesheim.nl/onderzoek/lectoraten/klantenperspectief-in-ondersteuning-en-zorg

Tekst: Marcel Hulspas
Foto’s: Jasper van Overbeek


’Sommigen vertelden hele verhalen’

HRM-student Ilse Folmer en verpleegkundestudent Gershwin Chundro hebben meegewerkt aan het onderzoek naar Sense of Belonging.

Was het lastig om studenten te spreken te krijgen?
G: ‘Nee, dat ging best wel goed. Ik ben studentencoach voor de eerstejaars studenten van mijn opleiding dus contact maken was makkelijk.’
I: ‘De studenten van mijn opleiding zijn toch wat minder toegankelijk zal ik maar zeggen. Zakelijker. Dus om deelnemers te vinden ben ik verder gaan zoeken en heb ik op allerlei plaatsen mensen aangesproken. Dat ging prima. Het duurde ook maar een kwartiertje of zo.
G: ‘Sommige studenten gaven heel korte antwoorden, anderen wilden veel zeggen. Ik moest wel uitleggen van Sense of belonging betekent, dat het gaat om: hoe betrokken ben jij? Sommigen vonden dat interessant, anderen helemaal niet. Sommigen vertelden echt van: de school moet meer dit doen, of dat doen…’
I: ‘Bij mij hadden er heel veel echt wel wat te zeggen. Ze waren echt zo van: dit is het moment om dat te doen en dan vertelden ze hele verhalen.

En kwamen ze naar de events die Windesheim organiseert?
G: ‘Windesheim organiseert veel events en volgens mij is er iets voor iedereen. Maar toch merk je dat studenten daar niet naar toe gaan. Sommigen zijn gewoon niet geïnteresseerd, of ze zeggen: ik moest werken, of sporten, of naar een festival te gaan. Ze gaan diverse redenen op.’
I: ‘De school staat niet meer op nummer een. Er is school, maar ook werk, en sport, en thuis. Dat herken ik wel, voor mij geldt precies hetzelfde.’
G: ‘Ik ga best wel vaak naar events maar ik sla er ook wel over.’

Klagen studenten dat ze het te druk hebben?
G: ‘Ik sprak een student die liep ook nog stage en daarnaast moest hij werken en die had dus écht geen tijd voor spontane events. Dat komt mij heel bekend voor.’
I: ‘Mij ook. Er is ook zó veel dat je denkt: nu even niet, ik sla het een keer over. Zelf ben ik niet naar de driedaagse Parade geweest. Achteraf hoor je dan hoe leuk het was, en dan is dat dus wel jammer.

En daarmee worden studenten ook geen vrienden….
G: ‘Dat verschilt. Sommigen zijn collegiaal, anderen trekken veel samen op. Wat ik wél heb genoteerd is dat buitenlandse studenten een groep vormen, of meer groepen, en de Nederlandse vormen een groep. Er is geen botsing, ze werken goed samen maar als ze uitgaan wordt er niet gecommuniceerd waar ze naartoe gaan.’
I: ‘Zodra je ergens gezellig een wijntje of biertje kunt drinken, zijn er anderen die zeggen: laat maar zitten. Dan denk ik wel eens moet dat nou, is dat alles? Maar zo heeft iedereen zijn eigen redenen.’

En hoe is de band met docenten?
I: ‘Docenten en studenten hebben een andere visie op “naar school gaan”. Docenten weten eigenlijk heel weinig van het leven van studenten. Dat gaven ze in de focusgroepen duidelijk aan. Ze hebben een bepaalde voorstelling maar die is echt verouderd. Ze denken dat school voor studenten centraal staat maar dat is niet meer zo. Studenten denken: ik ga naar mijn vak, ik haal mij toetsen, en ik ga weer door….’
G: ‘Een gedeelte kijkt daar zo tegen aan maar het merendeel wil toch wel band opbouwen met docenten. Soms gaat dat heel goed, soms gaat het niet. In dat laatste geval willen studenten verbetering zien maar ze weten niet hoe.’

Kon je zien dat studenten last hebben van stress?
G: ‘Zeker!’
I: ‘De kosten zijn zo hoog te laatste tijd, en de basisbeurs is veel te laag. Er moeten extra inkomsten zijn en vooral dat is een bron van stress.

Er zijn 1 reacties op «‘Alles begint met sense of belonging’»

  1. Agatha Andela schreef:

    Elk mens heeft behoefte aan erkenning. Als je student bent, soms onzeker, soms zoekend, is die behoefte nog meer gewenst. Werkelijk gezien en gehoord worden is essentieel. Mooi werk Charlotte.
    Veel succes.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *