‘Je moet een beetje arrogant zijn’

Eerstejaars Bob Linders doet aan luchtpistoolschieten en hoopt ooit de Spelen te halen. Onlangs maakte hij de overstap naar de senioren, maar kan hij zich meteen al meten met de internationale topschutters?

Vrije tijd heeft de 20-jarige student hbo-ict nauwelijks: vijf dagen per week is hij te vinden op de schietbaan. Drie doordeweekse avonden gaat hij naar training, zaterdag is er bijna altijd wel een wedstrijd, de ene zondag traint hij in Papendal met een speciale ‘talentengroep’ (jonge schutters die een reële kans maken om ooit tot de top van de wereld te gaan behoren) en de andere zondag traint hij in Duitsland waar hij schiet in de Bundesliga, omdat het niveau daar hoger ligt.

Bob ‘schiet lucht’, zoals hij het zelf noemt. Zijn pistool vuurt met behulp van luchtdruk kleine afgeplatte kogeltjes af (met een soort rokje aan de onderkant), op een schietschijf die op tien meter afstand hangt.

Nederlands kampioen

Afgelopen jaar werd Bob Nederlands kampioen bij de junioren en ook schreef hij al meerdere internationale toernooien bij de jeugd op zijn naam. In de komende jaren wil hij vooral ervaring opdoen, door mee te doen aan belangrijke internationale toernooien zoals het Europees en Wereldkampioenschap, met uiteindelijk als hét ultieme doel: deelnemen aan de Olympische Spelen van 2024 in Parijs.

“De Spelen van 2020 komen te vroeg, dan zou ik me dit jaar al moeten kwalificeren. En dan zou ik meteen al bij de beste dertig schutters van de wereld moeten behoren. Dat is haast niet haalbaar.” Maar ook kwalificeren voor het komende WK zal moeilijk worden, want daarvoor zal Bob hogere punten moeten schieten dan hij ooit heeft gedaan. “Klopt, maar ook weer niet zo heel veel hoger. Het wordt dus een spannend jaar.”

Slecht imago

Het steekt Bob dat het imago van zijn sport niet al te best is, vertelt hij. “Veel mensen denken bij de schietsport ‘gevaarlijk’ en ‘eng’. Maar er gaat nooit wat mis en helemaal niet bij de luchtdrukwapens, die kracht is al niet zo groot vergeleken met vuurwapens. Ik heb in de schietsport nog nooit een blessure gezien of ook maar iets gevaarlijks wat mis had kunnen gaan.”

We zijn in Nederland een beetje bang voor alles wat met wapens te maken heeft, vindt hij. “Dat zie ik ook aan de regelgeving, die wordt strenger en strenger en strenger, met als reden criminaliteit en noem maar op. Terwijl wij zoiets hebben van: wíj doen toch niks verkeerd? Criminelen beschikken over vuurwapens die niets met onze wapens te maken hebben.”

Een luchtwapen kan iedereen zonder vergunning aanschaffing en in huis hebben. Je mag er zelfs mee over straat. Bob: “Zolang het niet zichtbaar is. Voor luchtwapens gelden er bijna geen wettelijke regels, maar er zijn wel gedragsregels binnen de sport, daarin behandelen we het als een vuurwapen. Dus je gaat er niet mee winkelen of zo. Je gaat gewoon van A naar B en weer terug. Bij vuurwapens is dat een stuk strenger. Die moeten in de kofferbak en gescheiden van de ammunitie.”

Concentratiesport

Bij pistoolschieten draait alles om concentratie: de hand van de schutter moet zo stil mogelijk in de lucht hangen. Is dat niet ontzettend moeilijk? Bob: “Het is een kwestie van oefenen, heel veel oefenen en gewoon veel wedstrijden meemaken, voor de ervaring. Rustig door blijven schieten en gewoon rustig die tien proberen te raken. En denken: het lukt wel, ik kan het, want anders stond ik hier niet. Je moet dus een beetje arrogant zijn, zoals ze dat dan zo cru noemen. Je moet zelfverzekerd zijn, zo van: oké, ik heb de finale gehaald dus ik schiet goed genoeg om hier aan mee te kunnen doen.”

“Buikademhaling helpt heel erg, dat maakt je rustiger. Ik adem in als ik omhoog ga met m’n arm en zodra ik echt ga richten adem ik grotendeels weer uit. Daarmee verlaag je je hartslag. En dan, vóórdat ik weer inadem, schiet ik.” Maar dat is soms makkelijker gezegd dan gedaan. “In een finale zit de druk er nóg veel meer op. Dan valt per twee schoten één iemand af. Je kunt je dus niet één slecht schot veroorloven, dan is het echt in een keer afgelopen.”

Tussen de pro’s

Het lukt Bob dan ook niet altijd om zijn hoofd koel te houden. “Tijdens mijn eerste finale bij de senioren had ik in de voorronde nog een nieuw persoonlijk record geschoten, maar in de finale ging het minder goed. Stond ik daar: naast me een oud-Olympisch kampioen en mensen die allemaal al meerdere worldcups hadden gewonnen. Ik besefte: ik sta nu tussen de pro’s. Ja, toen schoot de spanning opeens een stuk omhoog.”

Die finale was geen succes, maar Bob ziet zulke ervaringen als leerzame momenten die hij nodig heeft om te groeien. Zodat hij over vijf jaar in Parijs met een volledig vaste hand ál zijn schoten middenin de 10 schiet.

Bob maakt op Windesheim gebruik van de ‘topsportregeling’. “Dat houdt bijvoorbeeld in dat ik gratis kan sporten op de campus. En in verband met toernooien mis ik soms een tentamenweek, maar in overleg kan ik de toetsen op een ander moment doen. Dat is wel heel erg fijn.”
 
De topsportregeling was voor Bob zelfs een belangrijke reden om voor deze hogeschool te kiezen. “Ik had ook naar een andere hogeschool gekund die dichterbij is, maar daar kreeg ik tijdens de open dag één of ander vaag antwoord toen ik vroeg of er voor topsporters ook iets geregeld was. Op Windesheim kreeg ik meteen een document in mijn handen gedrukt waarop precies stond wat de regeling inhoudt, daardoor kreeg ik het idee dat ze hier op deze hogeschool wel ervaring hebben met topsporters.”

Tekst: Wouter van Emst
Bovenste foto: Herman Engbers

Er zijn 1 reacties op «‘Je moet een beetje arrogant zijn’»

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *