Judith van der Stelt: De keerzijde van ‘lollige’ labels

Op mijn middelbare school maakten we onderscheid tussen de alto’s en de kakkers. Alto’s droegen tweedehands kleding van het Waterlooplein, liepen op afgetrapte gympies en stemden op een linkse partij. Kakkers droegen lamswollen truien die ze als een omslagdoek om hun schouders drapeerden, liepen op bootschoenen en stemden op een rechtse partij. Naast hun verschillen in kleding en politieke voorkeur hadden de alto’s en de kakkers ook een belangrijke overeenkomst. Ze waren er namelijk allebei van overtuigd dat hun eigen groepje beter was.

Eigenlijk bemoeide je je als alto niet met een kakker (en vice versa), behalve als het echt niet anders kon. Zo vonden mijn vriendinnen en ik het een hele grappige uitzondering dat onze alto-vriendin verliefd werd op een VVD-stemmende kakker uit haar klas. We lachten er uitbundig om en herhaalden keer op keer hoe bijzonder het was dat zulke verschillende mensen toch verliefd op elkaar konden worden. En hij was áárdig! Ongelooflijk, dat een van die anderen dus ook aardig kon zijn…

Wat een simpele voorstelling van zaken, kun je daar achteraf over denken, tot ik me afgelopen week realiseerde dat het in de volwassen wereld eigenlijk nog net zo gaat. Bij de intens verdrietige aanslag in Rotterdam, waar een student Geneeskunde drie mensen neerschoot, las ik later dat de dader zijn buurvrouw op social media typeerde als een ‘normie’. Normies, zo begreep ik, is een aanduiding voor mensen die zich hebben geconformeerd aan de maatschappij, en de term wordt gebruikt door mensen die dat niet doen. Ten tijde van de coronapandemie noemden deze ‘normies’ de mensen die zich niet conformeerden de ‘wappies’ en ziehier hoe weinig we opgeschoten zijn.

Wat klinkt als een lollige aanduiding (alto, kakker, normie, wappie) is in feite een manier om iemand weg te zetten zonder je er verder in te verdiepen. Hierdoor versterken we het denken in tegenstellingen (wij tegen zij) en maken we een sjabloon van onszelf en de ander. Terwijl we natuurlijk veel meer delen dan ons lief is. We kunnen wel hardnekkig blijven volhouden dat wij Echt Heel Anders zijn dan die ander, maar intussen zoeken we allemaal aansluiting bij een groep, hunkeren we allemaal naar liefde en willen we allemaal graag begrepen worden.

Verschillen mogen er zijn, tuurlijk, maar misschien wordt het tijd om ons wat meer te verdiepen in de overeenkomsten tussen mensen. Hoe kunnen we anders ooit het begrip ‘inclusiviteit’ inhoud geven? Inclusief zijn ten aanzien van mensen die je begrijpt is geen kunst. Juist wanneer je iemand niet begrijpt begint het interessant te worden. Dan worden we uitgedaagd om voorbij de labels te denken en echt door te vragen over wat iemand beweegt. We hoeven niet verliefd op elkaar te worden, maar wat minder nadruk op de tegenstellingen zou al een mooi begin zijn.

Judith van der Stelt is schrijfcoach en dyslexiespecialist bij het Studiesuccescentrum Almere

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *