Judith van der Stelt: ‘Schrijf vooral niet zoals Betje spreekt’

‘Je gebruikt te veel spreektaal in je verslag,’ zei ik afgelopen week tegen een van mijn studenten. ‘Dat is vermoeiend voor een lezer, dus daar moet je iets aan doen.’
‘Ja, maar WAT?’ reageerde ze onmiddellijk.
Hoe maak je van spreektaal schrijftaal? ‘Minder woorden, meer inhoud,’ was het eerste wat er in me op kwam.
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Maar dit is hoe ik schrijf. Ik klap mijn laptop open en meestal kom ik dan na een tijdje tikken wel op iets nuttigs uit.’

Onnodig gebabbel

‘Weet je wat het punt is,’ vervolgde ik, ‘heel veel mensen lezen niet voor hun hobby. Er komt dagelijks zoveel informatie op ze af, dat ze een zappende manier van lezen ontwikkeld hebben. Dat zappen kan alleen als er een goede structuur in een tekst zit en als er niet onnodig gebabbeld wordt.’
‘Ja, maar wat is onnodig?’ reageerde de studente adrem.
Ik schraapte mijn keel en vroeg. ‘Ken je tante Betje?’
‘Wie?’
‘Oké, luister…’

Stijlfout

Tante Betje zeilt wel vaker mijn geheugen binnen en niet alleen als er sprake is van de stijlfout die haar naam draagt. Officieel is tante Betje een zinsconstructie waarbij twee zinnen op een grammaticaal onjuiste manier aan elkaar worden geplakt, maar door de beeldende manier waarop mijn leraar Nederlands vroeger over deze stijlfout vertelde, was tante Betje in mijn puberbrein een levensechte tante geworden. Zo eentje die oeverloos babbelend op de bank zit, terwijl de ene toehoorder na de andere dringend iets in de keuken moet doen.

Moet je kijken

Wie tante Betje in gedachten hoort praten, begrijpt meteen waarom je zo niet moet schrijven.
Lees maar even mee.
Betje: “Ik zeg vanmorgen tegen Henk: Henk, zeg ik, moet je kijken. Zie je daar links van de krulhazelaar –ja, je weet wel, de boom die we twintig jaar geleden als een enkel stokje in de grond hebben gestopt en die nu hoger is dan ons eigen dak– Jawel, dat is een hazelaar! Nou goed, ik zeg: Henk… Henk, zeg ik, zie je links daarvan, op de grond… Verhip, daar fietst Theo voorbij! Zonder zijn vrouw, zie je dat? Zou er iets met haar zijn, met de vrouw van Theo. Omdat hij eigenlijk nooit alleen fietst? Nou, enfin, ik zeg dus: Henk… Henk, zeg ik…
En zo kan Betje uren doorgaan, terwijl je als toehoorder suizebollend tegenover haar zit en je vertwijfeld afvraagt: Ja maar Betje, waar wil je nou héén met je verhaal?

Slaperig

Te veel onnodige woorden zijn in verslagen net zo vermoeiend als in een gesprek. Dus krijg je als feedback dat je te veel spreektaal gebruikt? Realiseer je dan dat je schrijft zoals tante Betje spreekt en dat lezers daar héél slaperig van worden.

Judith van der Stelt is schrijfcoach en dyslexiespecialist bij het Studiesuccescentrum Almere


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *