Toekomst van online lesgeven: ‘Misschien wel een oplossing voor ons lokalentekort’ (4/6)

Opeens moest al het onderwijs online. ‘Een revolutie in onderwijsland’ wordt het al genoemd. Maar hoe bevalt die nieuwe manier van les geven eigenlijk? En hoeveel van die online manier van werken blijft er straks, na de coronacrisis, hangen?

Daarover bespiegelen we met docenten van Windesheim. Aan het woord is Paulien van den Burg, hoofddocent opleiding Social Work Almere.

Op 13 maart, mijn tweeënveertigste verjaardag, ben ik voor het eerst thuis aan het werk. De avond ervoor heb ik een crisis-appgroep aangemaakt voor mijn team (zevenentwintig social work docenten plus twee ondersteuners) want het bericht is gekomen dat we gaan sluiten tot 1 april. We zijn, ook zij die het voorspelden, allemaal helemaal van onze à propos – ineens is de pandemie, die zich voor onze ogen ontvouwt, beland aan de drempel van ons klaslokaal.

Energie
De week erop ontploft mijn agenda – ik sluit aan bij alle teambijeenkomsten om samen het online onderwijs op te tuigen en vorm te geven. Wie al eerder met Teams heeft gewerkt is de BOM en ondersteunt collega’s met het aanmaken van kanalen en het transporteren van belangrijk informatie. Mijn coördinatoren typen zich deze week rot in mailtjes naar studenten: dit is er aan de hand, zo gaan we het oplossen, ja, we denken mee. En ik moet zeggen: alle collega’s hebben het snel onder de knie – er wordt één college verplaatst, maar voor de rest worden er powerpoints ingesproken, online trainingsvormen gevonden, kleine groepjes gemaakt om studenten te woord te staan – er komt een onwaarschijnlijke hoeveelheid energie los – en aan het einde van de dag is iedereen kapot. Kapot moe, wel te verstaan. Docenten, inclusief mijzelf, ervaren dat het lukt, maar dat het ongelofelijk inspannend is om digitaal allerlei kanalen te beheren, mail, Teams, apps’- overal stromen vragen binnen. En we verzenden in onze crisis-app eindeloze memes – voor de twist en de humor die ons helpt te dealen met de situatie en om te relativeren.

Bestelbusje
Mijn eerste les die allereerste week is een projectwerkles. Het is een begeleidingsles waarin studenten aan een module werken waarin ze een activiteit moeten ontwerpen en uitvoeren met ouderen en jongeren. Een intergenerationeel project. Studenten hebben al aangegeven dat ze mogelijk geen uitvoering kunnen geven aan het project omdat de verzorgingshuizen ook maatregelen gaan nemen. Ik mail mijn groep dat ik een indeling heb gemaakt om kleine groepen te woord te staan. Ik vergeet iedereen een link te sturen om aan een ‘vergadering’ deel te nemen – dat moet de volgende keer anders. Het eerste groepje komt voltallig online – vanuit huis of vanuit hun bestelbusje. Want gewoon aan het werk.

Het blijft stil
Het contact met de eerste student (naam gefingeerd) verloopt als volgt: ‘Andreas, zie je mij?’. ‘Ik zie u’. ‘Andreas, ik zie jou niet – zet je camera aan’. ‘Nee, echt niet’. ‘Hoezo niet?’. ‘Ik lig in bed’. De komende lessen komen de groepjes wisselend online. Ik zie studenten in badjas, hun wenkbrauwen epilerend, op allerlei mogelijke plekken in huis, omringd door blaffende honden, rokend, met broertjes en zusjes die al spiekend achter hen langslopen. Niet iedereen komt online, sommige studenten blijven offline en op alle digitale verzoeken blijft het stil. Geen respons.

Is dit de oplossing?
Voor een ‘live-event’, een groot kick-off college voor periode 4, instrueer ik docenten om het ‘kort’ te houden. Samen met andere docenten zetten we uiteen hoe de komende weken eruit gaan zien. De docent die alles hiervoor tot in de puntjes heeft uitgezocht en tijdens het live-event als moderator aan de slag gaat, constateert fijntjes dat hij even geturfd heeft tijdens het event en dat ik degene ben die het meest aan het woord is geweest. Dat studenten vragen kunnen stellen tijdens het college via de chat werkt bijzonder goed en studenten mailen achteraf dat ze het heel duidelijk vonden zo. Langzaam dringt tot ons door dat dit misschien wel een oplossing is voor ons lokalentekort – geen colleges meer voor honderdvijftig studenten, maar een online kick-off die rustig op eigen tijd teruggekeken kan worden.

Twee kanten
We hebben ook zorgen. Zorgen over dat we voor sommige vakken alternatieve toetsing moeten bedenken. Hoewel wij een opleiding zijn waarin papieren toetsen tot het minimum zijn beperkt (één multiple-choice toets en één open boek tentamen) blijkt het vinden van een alternatief lastig. En ook stageplekken die geen doorgang vinden en studenten die ziek zijn, of die het zwaar en pittig hebben thuis gaan ons aan het hart. We gaan momenteel onze vijfde week in. Als ik docenten spreek hoor ik steeds twee kanten: hoe het prikkelvrije leven en het reisloze bestaan ontspant, rust geeft. En hoe alle online-inspanningen uitputten, vermoeien en soms frustreren. Hoe prettig het is om dagelijks met je kinderen te kunnen lunchen of je hond uit te laten. Hoe gekmakend het is dat je kinderen voortdurend aan je hangen terwijl je net een belangrijk punt wil maken tijdens de conference-call met collega’s.

Maar het is alle inspanning waard. Dat we in contact staan met studenten en met elkaar, dat we samen leren hoe we online kunnen samenwerken, dat we ontdekken dat je door dwang en urgentie ook heel goed nieuwe dingen kunt leren (interessante didactische herontdekking in deze op intrinsiek-gemotiveerde-ingestelde-tijd) zijn waardevol. Maar over één ding zijn we het eens: niets gaat boven echt contact en het elkaar ontmoeten in het klaslokaal.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *