‘Het begint met jezelf laten zien als docent’

Studenten die niet of nauwelijks écht contact hebben met hun klasgenoten. Wat doet dat met groepsbinding, groepsgevoel en studievoortgang? Onderwijswetenschappers Kim Stroet en Jolien Mouw hebben een duidelijke boodschap voor docenten: zorg voor verbondenheid.

Uit een eerder verschenen artikel in WIN Magazine bleek dat de stroom aan online lessen en het gebrek aan contact steeds meer studenten opbreekt. Maar ook binding en samenwerken in een groep wordt met de dag ingewikkelder.

Wat voor impact heeft hybride onderwijs op het groepsgevoel van studenten?

Kim Stroet: Laten we vooropstellen dat groepsgevoel belangrijk is. Je moet je veilig, betrokken en op je plek voelen. Het verschilt echter tussen studenten wat daarvoor nodig is. Ieder mens heeft behoefte aan relatie, maar allemaal op een andere manier. Er zijn studenten die prima kunnen studeren zonder contact te hebben met medestudenten. Ik geef nu les aan master-studenten. Als zij straks klaar zijn met hun studie hebben ze hun klasgenoten wel nodig want ze maken allemaal onderdeel uit van  elkaars professionele netwerk. Dat geldt ook voor hbo- en mbo- studenten. Is studeren in een klein groepje dan voldoende? Of wil je dat ze toch meer contact hebben met studiegenoten die eenzelfde richting op willen of die in dezelfde situatie zitten om daar verbondenheid in te zoeken? Dat zijn belangrijke vragen voor docenten.

Jolien Mouw: Wat we weten over het online onderwijs in het kader van samenwerkend leren is dat het heel lastig om überhaupt een groepsgevoel te creëren.

Wat ik als docent zie is dat er vertraging ontstaat in reacties van studenten. Als een docent tijdens een online college een vraag stelt duurt het lang voor een student daar antwoord op geeft. Terwijl in een normale lessituatie na vijf seconden wel een hand omhoog komt, of iemand roept dat hij er wel iets over wil zeggen.

Maar zolang er geen goede structuur is weten studenten ook niet hóé ze moeten reageren. Moet je een virtueel handje omhoog steken, moet je je antwoord in de chat typen,  moet je je microfoon aanzetten? Alleen al dat er een vraag is ‘hoe moet ik reageren?’ zal de groepsinteractie negatief beïnvloeden, omdat het spontane eraf gaat. Studenten kunnen minder makkelijk op elkaar reageren omdat je niet weet wanneer iemand uitgepraat is. Het gaat dan niet zozeer om ‘nettiquette’ maar meer om de structuur waardoor je niet zo vrij kunt zijn in je interactie. Je mist de mogelijkheden om kleine subtiele non-verbale communicatie te geven. Zoals elkaar aankijken, reageren op een vraag, over elkaars antwoorden nadenken, luisteren et cetera.

Ik vraag me dan ook af: is er online wel ruimte voor sociale interactie? We hebben bijvoorbeeld sociale interactie als we samen willen leren of werken in een online samenwerkkanaal (breakout-rooms) maar in hoeverre is het de bedoeling dat studenten tijdens zo’n samenwerkmoment sociaal contact hebben? Of moet het alleen over de studiestof gaan? Is er ruimte om te vragen hoe het met studenten gaat? Of ze nog gemotiveerd zijn? Hoe hun weekend was et cetera.

Daarnaast is er het interpersoonlijke: de non-verbale communicatie vervalt grotendeels in het hybride onderwijs. We weten dat het een voorwaarde is voor interactie in het algemeen maar ook voor interactie van waaruit je kunt leren, dus betekenisvolle discussies voeren of het groepsgevoel en de binding die je met elkaar kunt hebben. Die non-verbale interactie op school, in een lessituatie, is een beginvoorwaarde als je dat ook online goed wilt doen. Zodat de leerlingen voorafgaand aan de online lessen al een klik hebben met elkaar.”

Wat kan een docent doen om meer verbondenheid en structuur te geven?

Kim Stroet: Als je wilt zorgen voor verbondenheid moet niemand zich buitengesloten voelen, dat is heel belangrijk.

Hier doen wij met onze master-studenten elke week een online borrel. Als docent vind ik het belangrijk om te checken dat iedereen hiervoor wordt uitgenodigd. Of is die ene student die later is begonnen nog helemaal niet bekend met deze bijeenkomsten? Dat is belangrijk om in de gaten te houden.

Je moet iets doen met verbondenheid in de groep maar hoe ga je de verbondenheid met de studie en het vak vormgeven? Hoe zorg je ervoor dat studenten het met elkaar over de studie hebben? In dat geval moet je sterk inzetten op samenwerken en dat faciliteren en dan is een borrel niet voldoende.

Jolien Mouw: Ik zou zeggen; focus niet alleen om het cognitieve maar ook op het sociale aspect. Wees je er bewust van dat studenten ook graag met elkaar informatie willen uitwisselen. Nu helemaal online werken is het belangrijk dat je daar als docent tijd voor reserveert. Uit eerdere onderzoeken weten we dat samenwerken lastig wordt wanneer de klik in de groep, of de dynamiek nog niet op orde is.

En hoe gaan studenten daar zelf mee om? Hoe gaan zij zelf opzoek naar interactie?

Jolien Mouw: Het is al heel lastig om als docent te zeggen ‘we gaan nu een sociale online activiteit organiseren’. Dan zeg je dus eigenlijk: ‘je moet nu verplicht gezellig gaan doen online.’ Dan is het de vraag of dat niet je doel voorbijschiet. Maar we willen natuurlijk wel een veilige ruimte creëren waarin studenten informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Ik vraag me dan af of je daar als docent bij moet gaan zitten.

Wat je wel kunt doen wanneer je studenten in kleine groepjes laat werken is dat je vooraf al hele gestructureerde vragen stelt die persoonlijk zijn, maar wel gaan over de vakinhoud: vertel elkaar eens hoe het gaat met de voorbereiding op je tentamen. Wat vind je lastig? Wat gaat er goed? Dus dat je aan de hand van het thema persoonlijke vragen stelt die ze dan met elkaar kunnen uitwisselen. En je zou de eerste of laatste vijf minuten van je online les een leuke activiteit erin kunnen gooien zoals een pubquiz. Maar het blijft heel lastig.

Het klinkt ook bijna als een moreel vraagstuk: kunnen we sociale interactie die fysiek plaatsvindt ook online vormgeven?

Jolien Mouw: Zeker online zou ik aanraden dat je als docent jezelf ook echt als persoon moet neerzetten: geef aan dat het voor jou als docent ook niet fijn is om een jaar lang zo te werken. Dat je het als docent lastig vindt om de sociale interactie te begeleiden. En stel daarover vragen aan je studenten. Hoe zouden jullie het graag willen? Hoe zien jullie het voor je?

Vanuit het samenwerkend leren vind ik dat ook online die veilige basis er zeker moet zijn, maar de vraag is: hoe kun je dat bereiken zonder vanuit de fysieke lessituatie van alles klakkeloos na te bootsen? Je kunt als docent ook zeggen tegen je studenten: het maakt mij niet uit welke tool jullie gebruiken voor je opdracht, dat mogen jullie zelf beslissen. Dan bied je wel structuur wat de opdracht is en wat er van de studenten verwacht wordt, maar je laat de manier waarop wat vrijer. En laat je studenten ook weten waarom je dat graag op die manier wilt.

Bepaalde lessen kunnen qua leerstof niet ingekort worden omdat de leerdoelen al voor de Coronasituatie vaststonden. Je kunt als docent niet zeggen, laat die stof maar zitten. Maar je kunt je wel afvragen: welke kleine stukjes kun je laten liggen en wat bereik je er mee als je je blijft focussen op die interactie? Zitten studenten daar wel op te wachten? Als elke docent online samenwerkingsmomenten plant zijn de studenten daar na een paar lessen wel klaar mee.

Hoe kunnen docenten anticiperen op studenten die online onderwijs fijn of juist niet fijn vinden?

Kim Stroet: Ieder mens heeft behoefte aan relatie, competentie en autonomie. Hoe je die behoefte invult is voor iedereen anders en eigenlijk zou het allermooiste zijn dat docenten luisteren naar de studenten. Wat is jouw behoefte? Wat heb je nodig? Waarom vind je online onderwijs demotiverend? Luister naar die verhalen en denk met de student mee.

Een jaar geleden ben ik zelf online actief aan mijn studenten gaan vragen hoe het met ze gaat. Dat deed ik daarvoor eigenlijk nooit. En daar kwamen allemaal mooie verhalen uit. Ik hoorde toen eindelijk hun behoeftes en daar kon ik wat mee. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt ook dat alleen je gehoord voelen al heel veel met je doet. Dat heeft veel positieve effecten voor studenten. Studenten moeten het gevoel hebben dat ze naar de docent toe kunnen komen, ook online.

Jolien Mouw: In een fysieke onderwijssituatie heb je ook studenten die samenwerken helemaal niets vinden. Hoe ga je daar als docent mee om? Besteed je er aandacht aan of zeg je gewoon:  dit hoort er nou eenmaal bij. Hoe ondersteun je dan normaal gesproken die ene student? Ik ben bang dat we dat in een reguliere setting heel weinig doen. Een student die in een drukke thuissituatie online onderwijs moet volgen zal dat misschien niet prettig vinden. Kun je die student meer ruimte geven zodat hij op een ander moment zijn opdracht mag maken, bijvoorbeeld ‘s avonds?

Of je maakt een Google-document aan waarin groepsleden apart van elkaar kunnen werken en dat je een half uurtje plant om dat met het hele groepje te bespreken. Als er samengewerkt moet worden moet dat ook gefaciliteerd worden.

Richt dus meer op het ontwerp van je lessen, opdrachten en leerdoelen om vanuit die richting je onderwijs online in te richten. Misschien kom je bepaalde platformen tegen die je goed kunt gebruiken. En schep vooral heel veel duidelijkheid naar de studenten, waar ze alles kunnen vinden. De interpersoonlijke component blijft belangrijk en dat begint met jezelf laten zien als docent.

Drs. Kim Stroet is docent bij de faculteit sociale, pedagogische en onderwijswetenschappen aan de Universiteit Leiden. Ze doet onderzoek naar leermotivatie en leerstrategieën.

Drs. Jolien Mouw is docent bij de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze doet onderzoek naar samenwerkend leren, online en hybride onderwijs.

tekst: Reinhilde van Aalderen
illustratie’s: Judy Ballast

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *