Veertig jaar journalistiek

’We moeten kiezen voor verdieping’

In veertig jaar tijd is de journalistiek fundamenteel veranderd. En na veertig jaar neemt lector Media en Civil society Nico Drok afscheid van de opleiding. Een opleiding die hij heeft zien groeien en ook vele jaren heeft geleid. Een terugblik én een oproep.

Die veertig jaar zijn in twee tijdperken te scheiden: in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw ging het de journalistiek voor de wind. De laatste twintig jaar kreeg de journalistiek te maken met uitdagingen die het vak hebben veranderd. Het internet brak door, de dagbladoplagen daalden, journalisten krijgen te maken met wantrouwen in ‘fake news’ discussies.

Drok: ‘De problemen werden al duidelijk vóór 2000, maar ze werden gemaskeerd doordat een groot deel van de bevolking, en dan bedoel ik de babyboomers, vasthield aan een traditioneel mediagebruik. Bij het ontbijt de krant lezen, om 8 uur ’s avonds het nieuws kijken, en in de auto naar het werk naar de radio luisteren. Onderzoek in de jaren negentig liet al zien dat met name jongeren toen al minder goed werden bereikt, maar dat bleef onder de oppervlakte, door die grote groep babyboomers met een nog klassiek mediagebruik. Vanaf 2000 slaat dat om. Dit kantelpunt wordt gemarkeerd door een rapport van de BBC in 1998 over kwaliteitsjournalistiek met de titel ‘A shrinking Iceberg traveling South’. Dat rapport wees erop dat kwaliteitsjournalistiek terrein aan het verliezen was, zeker ook onder jongeren. Het rapport constateerde dat er een tweedeling in de mediasamenleving dreigde, waarbij kwaliteitsjournalistiek niet vanzelfsprekend meer voor iedereen bereikbaar was.

En dan was er de overgang naar digitaal…

‘Die overgang kwam eigenlijk later pas. De digitalisering, en dan hebben we het vooral over de smartphone, zette pas rond 2009/2010 in. Toen vertoonden de oplagecijfers van de dagbladen al bijna tien jaar een dalende trend, vooral bij de regionale pers. De regionale oplagen zijn in de laatste twintig jaar ongeveer gehalveerd.’

Hoe waren die eerste twintig jaar voor het journalistiekonderwijs?

‘De opleiding had het in die eerste twintig jaar relatief makkelijk. Omdat de journalistiek het zo goed deed, was het voldoende om goed te kijken naar de praktijk en de journalistieke werkwijzen te vertalen in termen van onderwijs. De laatste twintig jaar is dat enorm veranderd onder invloed van eerdergenoemde factoren. Het volgen van de praktijk is niet langer voldoende; er moet verder vooruit worden gekeken. En dat is niet makkelijk.’

Heeft de journalistiek zitten slapen?

‘De journalistiek is waarschijnlijk te laat doordrongen geraakt van de noodzaak tot vernieuwen. Het probleem met innovatie is vaak dat er geen groot draagvlak voor bestaat als het goed gaat, en er geen geld voor is als het slecht gaat. Bij discussies over de “crisis” in de journalistiek wordt snel gewezen naar externe factoren, zoals het internet. Toch zou de journalistiek niet volledig in de slachtofferrol moeten kruipen, want ze is voor een deel zélf verantwoordelijk voor wat er gebeurd is. Er waren al langer signalen dat er een koerswijziging nodig was.’

Je zegt: een grote groep is aangewezen geraakt op tweederangs journalistiek. Maar juist aan die onderkant zijn ook weer andere vormen van journalistiek ontstaan.

‘Zowel bij omroepen als bij de pers werd rond 2000, ook door incidenten als de moord op Pim Fortuyn, duidelijk dat bepaalde lagen van de bevolking buiten beeld waren geraakt. Die kregen tot dan toe geen stem. De nieuwsmedia hebben vervolgens geprobeerd de aandacht voor die onderbelichte groepen te vergroten. Dat was nog voor de doorbraak van Facebook en andere sociale media…’

Toen waren er deskundigen die de loftrompet bliezen over de ‘burgerjournalistiek’. Iedereen was een journalist, zeiden ze.

‘Na de eeuwwisseling ontstond er enthousiasme voor burgerjournalistiek, mede naar aanleiding van het boek “We, the media” uit 2004. De euforie heeft niet lang geduurd, want vrijwel onmiddellijk ging daar van alles fout. Feiten werden niet gecheckt, onschuldigen werden achternagezeten. Kortom, alles waar wij onze studenten in hun opleiding voor waarschuwen, gebeurde daar.’

Het gebeurt nog steeds. Onlangs nog werd Jaap van Dissel van het RIVM in een podcast ervan beschuldigd dat hij smeergeld zou hebben aangepakt. De makers sloten hun ‘schokkende nieuws’ af met de triomfantelijke oproep aan journalisten: gaan jullie dat maar eens uitzoeken!

‘Dat is de prijs die we betalen voor nieuwe communicatiemogelijkheden. Vroeger waren professionele journalisten de gatekeepers; dat had als voordeel dat feiten vóór publicatie werden gecheckt, maar als nadeel dat lang niet iedereen tot de media kon doordringen. Nu komt alles naar buiten. Er gebeuren hele goede dingen dankzij de nieuwe mogelijkheden, zoals Bellingcat. Maar het kent ook een keerzijde, zoals disinformatie en toch ook wel het rioolgedoe rond Van Dissel.’

En het is allemaal journalistiek.

‘De journalistiek wordt nog wel eens gezien als een heel breed beroep dat eigenlijk door iedereen kan worden beoefend. Iedereen die iets publiek maakt, heet dan meteen ook ‘journalist’. Er was een moment waarop zelfs sommige docenten zeiden: iedereen is journalist! Dat heb ik nooit zo gezien. Mijns inziens is journalistiek een vak waaraan hoge eisen moeten worden gesteld. De stelling dat iedereen journalist is, was trouwens ook bijzonder demotiverend voor de studenten. Je zal maar iets studeren dat iedereen kan! En bovendien is het niet waar. Iets publiek maken is echt heel iets anders dan journalistiek bedrijven.’

Wat is er dan exact misgegaan?

‘We zijn in de loop van die veertig jaar niet zuinig genoeg geweest met de term ‘journalistiek’ en zijn steeds meer dingen journalistiek gaan noemen: bedrijfsjournalistiek kwam erbij, infotainment, social mediajournalistiek, enzovoorts. De opleidingen journalistiek probeerden daar op in te spelen, maar als gevolg daarvan werd de opleiding ook steeds breder. Dat werd bevorderd door het bekostigingssysteem van de overheid: hoe meer studenten, hoe meer geld. Volgens mij is het moment gekomen om te stoppen met verbreding en in te zetten op een verdieping. En dat kan. We zijn er jarenlang in geslaagd om te verbreden, het moet zeker lukken om nu de verdiepingsslag te maken. En daar zit de journalistieke praktijk ook op te wachten.’

Bereiken we daarmee die jongeren weer?

Jongeren vinden nieuws iets anders dan journalistiek. Nieuws is wat gratis op je telefoon komt. Daar betaal je niet voor. Met Nu.nl en apps van het ANP en De Telegraaf is de gemiddelde nieuwsbehoefte gedekt. Uit datzelfde onderzoek onder jongeren blijkt ook dat jongeren graag meer perspectieven op nieuws willen zien, dat een zaak van meerdere kanten wordt bekeken. Dat maakt de journalistiek in hun ogen interessanter, maar ook betrouwbaarder. En daarin hebben ze gelijk. Alleen vinden traditionele journalisten dat soms nog lastig, dan moeten ze uit hun comfort zone komen en hun dagelijkse routines aanpassen.’

… en ze moeten dieper graven….

‘De journalistiek moet het in de komende tijd steeds meer hebben van dingen uitzoeken. Het is de vraag of het marktmechanisme journalistiek met diepgang blijvend kan garanderen. Als de samenleving het belangrijk vindt dat dit soort kwaliteitsjournalistiek voor iedereen beschikbaar is en blijft – ook om een verdere tweedeling te voorkomen – dan zou de journalistiek een zogeheten merit good moeten zijn: een dienst die de samenleving nodig heeft en die de markt in onvoldoende mate en kwaliteit voor iedereen kan garanderen zoals de brandweer of goed onderwijs.’

Wat betekent dat voor de studenten?

‘Het begint ermee dat je studenten leert dat journalistiek een vak is, een moeilijk vak waar je kennis voor moet hebben, boeken voor moet lezen, vele uiteenlopende vaardigheden voor moet beheersen. Je moet duidelijk maken wat journalistiek onderscheidt van andere dingen, zoals PR, voorlichting, of literatuur. Dat zijn ook mooie vakken, maar het is geen journalistiek. Er zit ook een risico aan deze strategie, want veel studenten kiezen voor een journalistieke opleiding om iets in de media te kunnen gaan doen. Kiezen voor een stringente opleiding journalistiek zou kunnen betekenen dat we misschien wel 70 procent van de studenteninstroom verliezen….

Wie dat niet kan, en toch wil schrijven, moet iets anders gaan doen.

‘Eigenlijk zie je dat al. We hebben op dit moment in ons land veel opleidingen die raken aan journalistiek, maar het niet zijn. Dat zijn populaire opleidingen. Neem de opleiding Communicatie en multimedia design, daar zitten al anderhalf keer zo veel studenten dan op de gezamenlijke scholen voor journalistiek. Er zijn genoeg mogelijkheden voor studenten met een meer algemene media-ambitie; de opleiding journalistiek en de journalistieke praktijk hebben vooral baat bij een op diepgaande journalistiek gericht curriculum.’

En hoe ziet de bijpassende opleiding eruit?

‘De journalistiekopleidingen moeten de ontwikkelingen in de praktijk niet reactief volgen, maar juist proactief zijn en de ontwikkelingen zelfs mede sturen. In de vorige eeuw was de functie van de journalistiek een stuk duidelijker. Die tijd is voorbij. We moeten heel goed nadenken over welke functies de journalistiek heeft in de 21e -eeuwse samenleving en hoe een opleiding voor kwaliteitsjournalistiek daarin past.’

Stel je geen erg hoge eisen aan studenten en docenten?

‘Die eisen vloeien voort uit de ontwikkelingen in de samenleving en de toekomstige rol die de journalistiek daarin zal moeten spelen. In Nederland is het journalistieke onderwijs aanvankelijk volledig in het hbo gesitueerd. Later kwamen daar kleine universitaire opleidingen bij. In veel landen is journalistiek onderwijs in het WO gesitueerd. Het voordeel daarvan is dat studenten dan eerst goede achtergrondkennis en analytische vaardigheden opbouwen, waar na een puur journalistieke master volgt. Het nadeel is dat journalistiek daardoor een elitaire bezigheid dreigt te worden. De kracht van het hbo is ook dat het kansen biedt voor een brede groep van jonge mensen.’

Maar rollen niet juist de universitair geschoolden de journalistiek in?

‘Ja, dat is een probleem waar we al langer mee zitten. Wanneer je met het werkveld praat, dan kan de opleiding niet praktisch genoeg gericht zijn, maar uiteindelijk kiezen ze naar verhouding toch vaak voor academisch gevormde werknemers. Door de nadruk op diepgang te vergroten, kan daar de balans verbeterd worden. Er liggen dus ook voor de komende veertig jaar genoeg uitdagingen.’

Nico Drok werd op 6 oktober benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau. Hij kreeg de onderscheiding vanwege zijn inspanning, gedurende meer dan veertig jaar, om de rol van de journalistiek in de maatschappij te bevorderen en vanwege zijn betrokkenheid, als raadgever of bestuurder, bij de European Journalism Training Association (EJTA) en de World Journalism Education Council. Nico Drok kreeg de bijbehorende versierselen uitgereikt tijdens zijn afscheidsreceptie uit handen van de burgemeester van Kampen, Sander de Rouwe.

Tekst: Marcel Hulspas
Foto: Jasper van Overbeek
Illustratie: Judy Ballast

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *