Na vele jaren in het bedrijfsleven te hebben gewerkt, is Lars Evers nu directeur van het kenniscentrum van het domein Techniek. Werken in een nieuwe omgeving waarin de samenleving op nummer één staat, bevalt hem wel.
Vier lectoraten kent het domein Techniek: Digital Business and Society, Energietransitie, ICT innovaties in de zorg, en Kunststoftechnologie. De vier zijn verenigd in het Kenniscentrum, dat sinds januari een nieuwe directeur heeft: Lars Evers. Aan hem de taak om ervoor te zorgen dat de lectoraten relevant zijn en blijven voor het werkveld én voor het onderwijs op Windesheim, en dat ze resultaten opleveren die maatschappelijk relevant zijn. Wat dat laatste betreft wil Windesheim zoveel mogelijk aansluiten bij de vele transities die momenteel in de samenleving zichtbaar zijn. De lectoraten zijn daar al hard mee bezig. Evers: ‘Je ziet dat de lectoraten daar heel mooi in passen. En dat inzetten op die transities, daar was ik naar op zoek. Ik kom uit het bedrijfsleven, ik heb voor DSM en Philips gewerkt, en wat daar gebeurt is uiteraard ook maatschappelijk relevant maar daar is het meer een samenspel van factoren. Naast de maatschappelijke verantwoordelijkheid is er bijvoorbeeld winst maken. Maar na al die jaren wilde ik wel een keer in een context werken waarin de maatschappij op nummer één staat.’
‘Begrijp me niet verkeerd. Ik had het heel erg naar mijn zin daar maar je komt in een levensfase van waarin je denkt: wat kan ik nog meer doen, meer impact creëren? En daarnaast ontdekte ik bij mezelf dat ik het werken met mensen, het opzetten en runnen van teams, ook er leuk vond. Ook in die richting wilde ik verder gaan.
Je hebt voor DSM een researchafdeling opgezet in China.
‘Klopt, ik heb twee jaar in China gewerkt. Dat was in een tijd waarin dat land daar nog open voor stond, en westerse bedrijven daar ook sterk in geïnteresseerd waren. Nu is dat wel anders. Die nieuwe ervaringen, dat werken in een andere cultuur, vond ik heel interssant. We hebben daar een afdeling opgebouwd, met een volledig Chinees team, dat ik na twee jaar overdroeg aan een Chinese collega.’
En nu is er die nieuwe cultuur van het hbo…
‘Ja. Ik voel me hier weer een jong, omdat ik heel veel moet leren.’
Gaan ontwikkelingen hier niet te traag, in jouw ogen, vergeleken met het bedrijfsleven?
‘Nou… in zo’n groot en complex bedrijf als Philips zijn zaken ook niet vandaag of morgen geregeld. Maar wat me opvalt is dat je hier heel veel vrijheid hebt om dingen te ondernemen en vorm te geven. Er kan heel veel! Bij R&D afdelingen in het bedrijfsleven is natuurlijk ook sprake van vrijheid om zaken te onderzoeken, maar er zijn strikte randvoorwaarden die op een hoger niveau worden bepaald. En daar moet je het mee doen. Hier geldt: als je het anders wilt, wordt er naar je geluisterd. De lijntjes zijn kort tussen de kenniscentrumdirecteuren maar ook met het College van Bestuur. Je moet anderen meekrijgen, maar dan kun je invulling geven aan wat je wilt doen.’
Hoe zorg je ervoor dat je onderzoek maatschappelijke impact heeft?
‘Leuke ideeën hebben, fundamenteel onderzoek is heel nuttig, daar kan op termijn van alles uit voortkomen, maar is niet het antwoord. Hetzelfde geldt voor praktijkonderzoek. Het gaat om de implementatie. En dat is waar de hogescholen op zitten. De universiteiten doen ook steeds meer praktijkgericht onderzoek maar ze worden óók afgerekend op de hoeveelheid en kwaliteit van hun wetenschappelijke publicaties. De hogescholen kunnen zich juist heel sterk richten op die impact. Op implementeren zodat het werkveld ermee verder kan gaan. Daar heb je goede ingenieurs voor nodig, van allerlei niveau: hobo maar óók mbo.

Maar wie betaalt, bepaalt…
Ons onderzoek wordt voor een groot gedeelte betaald door grote bedrijven en instellingen, die met specifieke vragen zitten, dat klopt. Maar dan weet je in elk geval zeker dat je onderzoek maatschappelijk relevant is. Maar geld vinden, financiers vinden, is niet onze primaire drijfveer. Windesheim heeft zelfstandig besloten aan te sluiten bij transities. Neem energie. Windesheim kiest daarbij bewust wat ze gaat doen, waar ze iets kan toevoegen. We richten ons heel sterk op de gebouwde omgeving. Hoe kun je daar energiezuinige oplossingen implementeren? Hoe helpen we installatiebureaus om de juiste keuzes te maken, zaken op de juiste manier te installeren? Dat vergt engineering expertise. Daar komen ook de mbo opleidingen om de hoek kijken. Dat onderzoek is dus superrelevant voor het onderwijs. Studenten leren wat ze later in het werkveld direct kunnen toepassen.’
Wat dat betreft heeft zich in onderwijsland een revolutie voorgedaan.
‘In mijn tijd (ik heb aan de TU Eindhoven gestudeerd) waren de opleidingen een stuk fundamenteler. Je leerde vooral boekenwijsheid. Er was een groot gat tussen de studie en de behoeften van het bedrijfsleven. Maar alle partijen hadden daarmee leren leven. Het HBO is altijd al praktijkgerichter geweest en met het onderzoek halen we het werkveld steeds meer binnen en stromen studenten met nog meer praktijkervaring veel makkelijker uit. Denk aan Perron038. Iets vergelijkbaars zag ik onlangs in Almelo bij het House of skills, waar mbo-ers aan de slag kunnen met proefopstellingen geleverd door het bedrijfsleven. Op dat soort plekken kunnen bedrijven nieuwe technologieën verkennen en kunnen ze opdrachten neerleggen waar studenten aan werken. En, wat ook heel belangrijk is, een aantal kleine bedrijven kan gezamenlijk bij Windesheim aankloppen om gezamenlijk ervaring op te doen met een technologie waar elk afzonderlijk bedrijf nooit aan toe zou komen. Apparatuur van een ton, die schaf je niet zo maar aan, zeker niet als je niet weet wat er uitkomt. In Perron 038 kunnen ze voor paar duizend euro ervaring opdoen met robots, of met een kostbare Metal 3D-printer.’
De kunst is om tegelijkertijd kritisch te blijven ten opzichte van al die innovatiedrift.
‘We moeten als Windesheim zeker weten dat dergelijke ontwikkelingen duurzaam zijn. Van alles wat je ontwikkelt, moet een life cycle analysis worden gemaakt. Als wij ons werk niet doen vanuit dat perspectief, dan hoeven we dat van Jan met de Pet al helemaal niet te verwachten. Er zijn natuurlijk genoeg bedrijven die zich daarvoor inzetten maar een deel doet dat niet en juist dáár kunnen studenten en afgestudeerden van Windesheim het verschil maken. Zij kunnen innovatie naar de bedrijven brengen. Een bedrijf kan het heel goed doen, en daardoor vol vertrouwen zijn in zijn traditionele werkwijze, maar als je zo’n bedrijf écht toekomstbestendig wilt maken zul je toch moeten innoveren. En dan heb je als Windesheim wat te bieden. Wij hebben mensen met een mind set gericht op duurzaam innoveren.’
Tot slot, ik heb begrepen dat je een enthousiast klimmer bent. Dat lijkt me nou net geen teamwork…
‘Jawel! Echt klimmen – ik kom graag in de Alpen – is een team effort. Samen met je klimpartners zorg je voor elkaars veiligheid, en daarbij vereist het een enorme concentratie, een volledige focus op waar je op dat moment mee bezig bent. Dat vind ik geweldig. Het is mindfulness, zal ik maar zeggen – maar dat ontdekte ik lang voordat dat begrip populair werd.
tekst: Marcel Hulspas
foto’s: Stefan Lucassen